RIJPELBERG, het groene dorp in Helmond


print

Engeltje

DONKERGRIJS EN DRUILERIG                          31.

(Voor mijn schoonvader die lijdt aan dementie )

Donkergrijs en druilerig,
een droeve aanblik.
Stil zit ik binnen, huilerig,
en onderdruk een snik.
Een snik die mijn keel smoort,
in een grote brok.
Het is niet zoals het hoort,
het is een grote schok.
 

Donkergrijs en druilerig,
de weg volledig kwijt.
Hersenen, nog wel begerig,
maar dit is voor altijd.
Dit gaat nooit meer weg,
wordt erger, niet meer thuis kunnen zijn,
partner en kinderen in overleg,
moet ik naar een tehuis, ze zeggen “het is er fijn”.


Donkergrijs en druilerig,
mijn hoofd weet het niet meer.
Stil in mijn stoel, wat kwijlerig,
ken ik zelfs mijn vrouw niet meer.
Ik heb een ziekte zonder clementie,
deze ziekte heet dementie.

Engeltje, februari 2012

MOEDER AARDE                                                 29.

Als de mens de mens eens was,
als mens onder de mensen,
Dan was Moeder Aarde in haar sas,
en zou zij niets meer wensen.

Engeltje jan. 2010
.............................................................................................

EIGENHEID                                                          28.

Als ik met blote voeten
het zand voel tussen mijn tenen,
Als ik met verbaasde ogen de ochtend inkijk,
Als ik met stille oren
de vogels wakker hoor worden,
Als ik met zachte handen
de dauw streel op het gras,
Als ik met een verwonderd hart
het ochtendgloren begroet,
Als ik met héél mijn wezen
de prille dag begroet,
Dán weet ik dat ik leef,
dat ik ben wie ik ben.
Dan weet ik dat ik zijn mag die ik ben.

Engeltje jan. 2010

..................................................................................................

WINTER                                                                               27.

Zachtjes dwarrelt het naar benee, wit, koud zonder mededogen.
's Nachts, als we zijn vertrokken, rijp in de bomen, witte rokken,
grijs en doods, vingers grijpen met een ijzig vermogen
omhoog naar de kale witte takken, met poeder overtrokken.

Stil, waant men zich mijlenver weg, geen zucht geen kreet.
Vriespunt, gewonnen van mildheid, in strijd verloren en behept.
Een tijd die vergankelijk is, alle kou, ijzige wind, een kleed
van wit, de winter is stil, grijs, prachtig mooi en ongerept.

Engeltje, januari 2010

..................................................................................................

R(m)ijmelarij in december (2)                          25.

Jozef zat wat stil te staren,
en kon zoveel toch niet verklaren.
Hoe kon het nu dat zijn lieve vrouw
zwanger was, ze was hem toch trouw?

In het lot schikken moest hij zich,
want het kleine, onschuldige wicht
dat nog in haar schoot verborgen was
zou geboren worden, alras.

Dan samen nog de reis ondernemen,
en zei was al zover henen,
ze liep toch reeds op alle dag
en zitten op een ezel, 't is wat men vermag.

Vele vragen die hem bezig hielden,
soms wist hij niet wat hem bezielde.
Weglopen van dat alles ging niet meer,
zijn gedachten gingen tekeer.

Maria, vermoeid, zag ze  hem aan,
Jozef we moeten verdergaan.
Bij de herbergen moet je kwartier gaan vragen,
het kind wordt te zwaar om te dragen.

Jozef, opschrikkend uit zijn gedachten,
moest nu snel een plaats vinden om te overnachten.
Het kindje kondigde zich al aan,
Maria moest nu rusten gaan.

Ongerust en vol met zorgen,
keek hij op naar de dag van morgen.
Toen hij Maria in haar gezichtje keek,
zag zij van vermoeidheid bleek.

Maar nergens kon hij onderdak vinden,
of een plaats om het ezeltje aan te binden,
zodat ze eventjes rusten konden,
en het liep al tegen de morgenstonde.

Een man, vervult met mededogen,
keek Maria in haar ogen,
en wees jozef de weg naar een stal
“opdat zij wat rusten zal”.

Waren zij daar aangekomen
engelengezang werd mee genomen.
Herders in de velden knielden neer,
en vonden het kindje teer,

slapend, bij zijn moeder,
en Jozef was de hoeder.
Toen hij hen daar beiden zo zag,
verscheen er op zijn gezicht een lach.

Het vertrouwen tussen Jozef en de Heer,
was er op dit moment wel weer.
Zijn vrouw en zijn kindje zoet,
nu was voor hem pas echt alles goed.


Engeltje 2009
 

..............................................................................................

R(m)ijmelarij in december (1)                               24.

Sinterklaas die goeie man,
die op Amerigo de Rijpel binnenkwam,
hoorde gemor en gemopper links en rechts,
er er restte hem nog slechts,
aan zwarte Piet te vragen
wat aan dat gemopper had bijgedragen.

Och, Sint, sprak zwarte Piet,
helemaal zeker weet ik het niet,
maar wat ik hoor op de hoge daken,
laat mij soms wel zuchten slaken.
Een college, hard en koud,
is wat de mensen hier bezig houd.

Het college, lieve Sint,
word hier echt niet zo bemind.
Ze hebben snode plannen gesmeed,
en dat hangijzer is gloeiend heet.
Met man en macht pleegt men verzet,
zodat niet stiekem, en onverlet,
deze plannen door zullen gaan,
men wil ze van de baan.

Maar, sprak toen Sinterklaas,
waar gaat dit dan over mijn Pieterbaas?
Och Sint, sprak zwarte Piet,
zeker weten doe ik het niet,
maar bij mijn wel ingelichte bronnen,
is dit met een voetbalstadion begonnen.

Een stadion? Vroeg Sint verbaasd,
waar zou dat dan moeten worden geplaatst?
Och  Sint, sprak zwarte Piet,
weet u dat dan echt niet?
Bij die mooie waterplas, daar bij Berkendonk,
waar Amerigo in de pauze zo graag z'n water dronk.

Even zij de Sint niets meer.
Deze gedachte deed hem vreselijk zeer.
Zo'n mooie plek die zou moeten wijken,
om daar een stadion te laten prijken.
Maar Sint, zei zwarte Piet,
dat is nog lang niet alles niet.

Er is nog veel meer groen,
waar dit college iets stoms mee wil doen.
Industrie in plaats van bos,
ze zijn daar echt van God los.
Gelukkig zijn de bewoners ook niet gek,
en een aantal van hen is goed gebekt,

begonnen met ondergronds verzet,
en misschien kan Jan met de pet,
blijven genieten van al dat groen,
dus college, niets mee doen.
Sint heeft alles nu gehoord,
en vind de plannen echt gestoord.

College, bent voorzichtig met onze Goed Heilig Man,
die 's nachts niet meer ontspannen kan.
Hij sprak daarom dan ook tegen Piet,
mijn steun verdient dit college niet.
Weet je wat ik doe,
ze krijgen van mij de roe!!!!!

Engeltje 2009

..........................................................................................

BERKENDONK                                                       14.

De lente, pril en onschuldig,
de jassen uit, snel en ongeduldig
Heerljk w
éér naar buiten toe,
uitwaaien, rennen, lekker moe.
Wandelen, spelen, langs Berkendonk's rand,
geen stadion daar,
bij de waterkant.

De zomer, warm en groen,
picknicken buiten, lekker gek doen.
Berkendonk, nu druk bezocht,
de Rijpelaars zijn eraan verknocht.
Zwemmen, vertoeven langs de waterrand,
maar g
één stadion daar,
bij de waterkant.

De herfst met al zijn kleuren,
bossen met kruidige geuren.
Eikels en kastanjes op de grond,
paddenstoelen met hun hoeden, lekker bont.
Het word stiller langs de waterrand,
maar echt g
één stadion daar,
bij de waterkant.

De winter, wit en stil, het landschap koud, bevroren.
Mensen bij de kachel, liever niet storen.
Berkendonk, grijs en wijds ligt het daar,
Rijpelbergs pracht, een gevoelige snaar.
Het is nu stil langs de waterrand,
maar, echt never nooit !!!, g
één stadion daar,
bij deze waterkant.

Engeltje ( nov.08 )
....................................................................................

STILTE                                                 13.

Het is stil.
Stil in mijn hart,
stil in mijn oren,
en toch...ik kan de stilte horen.

Mijn geest dompel ik in haar onder,
verdrinkend in de weldaad.
Stilte, als een oase van rust,
die mijn ziel h
éél even kust.

Dan...ongemerkt, de wereld dringt zich op.
Geluid sijpelt langzaam door.
De stilte, ik hoor haar niet meer,
Gefilterd door geluid, voor een volgende keer.

Engeltje (2008-11)
........................................................................................

Wintertijd                                               9.

Héérlijk! De klok is verzet!
Zomaar een uurtje langer in bed.

Maar dan doet mijn lijf z'n ogen open,
en m'n benen willen lopen.

Ook m'n armen willen bewegen
en mijn blaas die moet zich legen.

Mijn darmen moeten nodig wat kwijt,
Help! het is weer wintertijd.

M'n ruggegraat is stram en stijf.
All
éé! Uit bed! roept mijn lijf.

Iedereen een uurtje erbij,
maar ik? Ik ben niet blij,

mijn klokje is het even kwijt,
ik kan niet wennen aan die wintertijd.

Engeltje

 

............................................................................... 

 

Een mooi stukje Helmond                                          8. 

's Ochtends bij het ochtendgloren,
als ik dan naar buiten kijk,
en een nieuwe dag wordt geboren,
denk ik: "wat woon ik in een mooie wijk."

Zomaar kan ik daar wandelen gaan,
tussen  bomen en heel veel groen.
Als ik dan mijn honden aan de lijn heb gedaan,
kan ik dit zonder omhaal doen.

Heerlijk struinen langs de waterkant,
Speuren wat in de rietkragen zit verborgen.
De honden rennen over het land,
menig wandelaar verbolgen.

Broederbos, Scouting, en Rijpels vertier.
Achter menig voordeur ook smart.
en met een wiettuintje daar en hier,
is de Rijpel het groene hart. 

Maar niets maakt mijn dag nog stuk,
uitgewaaid, met rode konen,
honden moe en helemaal tuk,
zou ik nergens anders willen wonen.


Engeltje.

...................................................................

Top